Houdbare overheidsfinanciën (3): Aruba’s financieel toezicht
Op 5 april hield de voorzitter van het College Aruba financieel toezicht, Raymond Gradus, een lezing op Aruba, waarbij hij de balans opmaakt over zeven jaar financieel toezicht. “Dat heeft ervoor gezorgd dat het publieke debat over de overheidsfinanciën is geïntensiveerd.
Aruba.nu heeft zijn presentatie in vier delen geknipt. Deel een gaat over de financiële positie van Aruba in de regio voor de coronacrisis, deel twee gaat over Aruba en de coronacrisis, beiden werden gisteren gepubliceerd. Het derde deel licht nu voor u en gaat over het financiële toezicht zelf, waarna Raymond Gradus vandaag nog afsluit met een blik op de toekomst.
Publieke Awareness
Met inmiddels bijna zeven jaar ervaring met het financieel toezicht constateert Gradus dat het toezicht het publieke debat over de overheidsfinanciën heeft geïntensiveerd. Er is meer aandacht voor duurzaam houdbare overheidsfinanciën.
De publieke ‘awareness’ is groter. Datzelfde geldt voor het financieel beheer. Jaarverslagen worden inmiddels opgesteld en in het protocol (behorend bij de LAft) is afgesproken dat in 2020 een accountantsverklaring wordt afgegeven en dat zal worden toegewerkt naar een goedkeurende accountantsverklaring. Vanaf 2015 stelt het land per kwartaal openbare uitvoeringsrapportages op. Ook kan worden vastgesteld dat er meer vertrouwen lijkt te zijn van de financiële markten. Dit uitte zich, voor de coronacrisis, in betere ratings door bijvoorbeeld Standard & Poors en Fitch.
De comptabiliteitsverordening van Aruba schrijft voor dat de ontwerpbegroting uiterlijk 1 september moet worden aangeboden aan de Staten. Op grond van de LAft dient het CAft voor 15 december te beschikken over een door de Gouverneur vastgestelde begroting.
Aruba heeft een matig trackrecord hier. De afgelopen vijf jaar is dit slechts één keer gebeurd. Het is van groot belang dat Aruba zich richt op de tijdigheid van het begrotingsproces, zodat de begroting is vastgesteld voor aanvang van het begrotingsjaar.
Inmiddels ligt er een voorstel voor een Rijkswet Aruba financieel toezicht (de RAft) ter goedkeuring voor bij de Staten van Aruba en het Nederlandse parlement. Daarmee wordt ook het toezicht in Aruba vervat in een met Nederland overeengekomen consensus rijkswet. De bepalingen in de RAft komen voor een groot deel overeen met de bepalingen uit de LAft.
Een belangrijke wijziging in de RAft ten opzichte van de LAft betreft de lopende inschrijving door Nederland op kapitaalinvesteringen door Aruba. Hiermee krijgt Aruba de mogelijkheid om voor goed onderbouwde kapitaalinvesteringen via Nederland te lenen tegen een gunstige rente.
Vanaf 2023 moet er sprake zijn van een overschot van tenminste één procent. Ten aanzien van de schuld is een reductiepad opgenomen in de RAft. Aruba moet laten zien dat het inzet op een daling naar een schuldquote van vijftig procent in 2040. Ook is in de RAft opgenomen om geen nieuwe PPS constructies aan te gaan.
De in de LAft opgenomen begrotingsregels (bijvoorbeeld de personeelslastennorm) vormen nu ook onderdeel van de norm. Als Aruba niet aan deze normen voldoet, kan het CAft als ultimum remedium een aanwijzing adviseren aan de Rijksministerraad.
Het CAft ziet overigens wel een uitdaging bij de praktische uitvoerbaarheid van de normen uit de RAft. Het heeft hierop, in een uitvoeringstoets, dan ook een kritische reactie gestuurd op de concept RAft. Een illustratief voorbeeld betreft de personeelslastennorm. Deze norm zegt: “het bedrag aan totale personeelslasten van Aruba bedraagt vanaf 31 december 2027 ten hoogste toen procent van het bruto binnenlands product”. Deze norm ligt in de toekomst en is gebaseerd op een aan verandering onderhevig geraamd bbp. Het zou veel beter zijn om de norm te hanteren zoals deze nu in het protocol is opgenomen, waarbij wordt voorgeschreven dat er een jaarlijkse nominale daling moet zijn van de personeelslasten op de begroting.
Overigens kan Gradus zich voorstellen dat in het wetgevingsproces dit nog wordt aangepast. Goed uitvoerbare regelgeving is immers in ieders belang.
Perspectief van houdbare overheidsfinanciën
Aruba moet zo snel als mogelijk tot schuldreductie komen en de enige manier om de nominale schuld te laten dalen. Surplussen op de begroting zijn hiervoor noodzakelijk. Een surplus op de begroting in 2023 is, gelet op het sterke herstel van de Arubaanse economie, zeker haalbaar. Aruba kan voor het eerst sinds 2008 de nominale schuld terugbrengen.
Om dit te realiseren zal Aruba de uitgaven voortvarend moeten verlagen en dus niet alleen moeten leunen op het verhogen van de overheidsinkomsten.
Aruba moet toe naar een stringent begrotingsbeleid, waarbij vooral kritisch moet worden gekeken naar de uitgaven. In zekere zin is hier de uitdaging om te breken met een traditie en daar zou dit jaar zoals we ook hebben aangegeven bij ons advies bij de OB al een aanvang gemaakt moeten worden.
Uitgavenbeheersing
Het CAft ziet met name bij de personeelslasten en bij de post goederen en diensten mogelijkheden en adviseert hierop dan ook al geruime tijd. De overheid van Aruba heeft in 2018 het Beleidsplan Verlaging Personeelslasten (BVP) uitgebracht met voorstellen voor het structureel verlagen van de personeelslasten.
Een concreet doel was bijvoorbeeld om de overwerkvergoedingen te verlagen. De overwerkvergoedingen dalen echter niet. In 2021 zijn deze zelfs gestegen ten opzichte van 2020. Ook aan een ander plan van de overheid, om de stijging in personeelslasten af te remmen door periodieke verhogingen en bevorderingen te koppelen aan het functioneren van de medewerker, is vooralsnog geen opvolging gegeven.
Ook in recente ontwerpbegroting zien we dat er dit jaar negen diensten, raden of commissies bij komen zonder dat duidelijk is of dit bij bestaande diensten kan worden ondergebracht.
Bij goederen en diensten schreef het Financieel Economisch Memorandum van Aruba (2018) een structurele verlaging voor. In 2022 bedragen de lasten voor goederen diensten volgens de OB 2022 echter 226 miljoen florin. Dit is dertig procent hoger dan het gemiddelde in de periode 2015-2019.
Belangrijke factoren voor deze kostenontwikkeling zijn:
- Structurele landsbijdragen aan overheidsentiteiten, zoals Serlimar. Volgens de dienstverleningsovereenkomst tussen Serlimar en de overheid gaat er jaarlijks een bedrag van 22 miljoen gulden naar Serlimar voor uitgevoerde diensten. In afgelopen jaren zijn er daar bovenop additionele bijdragen naar Serlimar gegaan vanwege de precaire financiële situatie van het bedrijf.
- Huur aan gebouwen is in de afgelopen jaren excessief toegenomen (veertig procent stijging in 2022 ten opzichte van 2016).
- Uitgaven aan inhuur van externen of opdrachtverlening aan derden (‘deskundig advies’) laten ook een stijging zien. Het is van belang dat in het kader van doelmatigheid deze uitgaven beheerst worden.
Daarnaast dienen andere uitgaven ook uitvoerig onder de loep genomen te worden om besparingen te realiseren.
Ook moet kritisch worden gekeken naar mogelijkheden of dienstverlening die nu door de overheid wordt uitgevoerd, door de private sector kan worden uitgevoerd.
Van 2015 tot en met 2018 is jaarlijks gemiddeld zestig miljoen florin vanuit de landsbegroting naar AZV gegaan voor het aanzuiveren van tekorten. In 2018 is de BAZV verhoogd met één procent om de financiële positie van de AZV te verbeteren. Dit heeft in 2019 bijgedragen aan een positief resultaat bij de AZV. Kostenbesparende maatregelen zoals beperkingen bij de zelfzorgmiddelen zijn echter nog steeds niet geïmplementeerd.
In de periode 2022-2026 zal 4 miljard florin moeten worden afgelost. Het gaat hierbij zowel om herfinancieringen als om de tekorten uit OB. In oktober 2023 zullen nieuwe afspraken worden gemaakt tussen Aruba en Nederland over de herfinanciering van de liquiditeitsleningen, nu voor een bedrag van 916 miljoen florin. Ook heeft Aruba tot 2023 buitenlandse leningen gefinancierd bij Nederland tegen een gunstige rente van 2,64 procent. Al deze leningen zullen moeten worden geherfinancierd de komende jaren tegen de dan geldende marktrente.
Door de omvangrijke herfinanciering van 4 miljard in de komende jaren is Aruba kwetsbaar voor rentestijgingen. In Europa zijn deze rentestijgingen al zichtbaar.
Om de gevoeligheid van Aruba weer te geven: Per procent rentestijging nemen de rentelasten in 2026 toe met tenminste 37 miljoen florin. Wellicht ten overvloede: door overschotten hoeft minder te worden afgelost en van één procent overschot volgend jaar zal een heel serieus signaal uitgaan ook omdat dan de herfinancieringsafspraken met Nederland aflopen.
In 2014 zijn verschillende maatregelen getroffen om de financiële positie van het ouderdomfonds te verbeteren. Ondanks deze maatregelen, zal volgens de SVb de reserve bij het AOV-fonds in 2032 uitgeput zijn. Daarna worden structurele tekorten verwacht en deze zullen conform de wet door het land moeten worden aangezuiverd. Additionele maatregelen zijn daarom noodzakelijk om tekorten op de middellange termijn te vermijden.
Volgens prognoses van de SVb zullen de zorgkosten in de periode 2020-2030 bij ongewijzigd beleid met 200 miljoen florin toenemen. Daarvoor is het belangrijk dat de besparingen (kostenreductie van 60 miljoen) daadwerkelijk gerealiseerd worden, zodat deze stijging wordt gedempt. Op de lange termijn zullen zorg-gerelateerde uitgaven echter door onder andere vergrijzing verder stijgen. Additionele maatregelen in de gezondheidszorg zijn dus noodzakelijk.
Om tot duurzaam houdbare overheidsfinanciën te komen is het van belang dat Aruba hervormingen doorvoert. Investeringen vormen hiervan vanzelfsprekend een belangrijk onderdeel. Aruba en Nederland zijn een Landspakket overeengekomen, een onderlinge regeling op grond van het Statuut, waarin de noodzakelijk hervormingen (en investeringen) verbonden aan specifieke thema’s zijn opgenomen.
Het is nu zaak dat het Landpakket op de juiste manier (concreet en goed onderbouwd) wordt verwerkt in de begroting van Aruba. Met het op te richten COHO wordt een tool gepresenteerd om de hervormingen te faciliteren. Het CAft volgt de ontwikkelingen hieromtrent natuurlijk met aandacht: waar het nu om gaat is dat Aruba het moment grijpt om aan de slag te gaan met de noodzakelijke hervormingen.
Conclusie
Concluderend kunnen we het volgende zeggen. Aruba moet tot schuldreductie komen, en moet vanaf 2023 een surplus op de begroting bewerkstelligen. Daarbij moet Aruba de nadruk leggen op het verlagen van de uitgaven: verlaging van de uitgaven op goederen en diensten naar het pre-coronaniveau en een structurele nominale daling van de personeelslasten.
Het CAft geeft in overweging om bij de belastinghervorming in 2023 niet alleen de BTW in te voeren, maar de strategie te verbreden op basis van de overige adviezen van het IMF, zoals: een beperking van de hypotheekrenteaftrek en het afschaffen van de aftrek van de rente over consumptief krediet, de afschaffing van de aftrek van de kosten van een dienstbetrekking, accijnsverhoging en vermogensbelasting.
De Arubaanse economie moet worden hervormd en gediversifieerd. Daarvoor moet Aruba ook ruimte maken op de begroting om investeren te kunnen doen en te hervormen. Hervormingen zijn vervat in het Landspakket. Dit pakket moet concreet en onderbouwd worden opgenomen in de begroting. Kom tot tijdige vaststelling van de begroting.
Al met al een hele uitdaging maar zeker geen onmogelijke. Het FEM en ook het overschot in 2019 waren goede stappen in die richting. Het komt er nu op aan om het forse economische herstel te benutten om de schuld van Aruba te verkleinen, de economie te hervormen en plannen zoals BVP daadwerkelijk uit te voeren. Ook dit jaar liggen daar al mogelijkheden. Het CAft staat u graag bij.
- Houdbare overheidsfinanciën (1): Aruba voor de coronacrisis
- Houdbare overheidsfinanciën (2): Coronacrisis en Aruba’s herstel
- Houdbare overheidsfinanciën (4): Aruba’s uitdagende reis