Aruba

Openbaar Ministerie Aruba geeft voorrang aan relationeel geweld en kindermishandeling

Openbaar Ministerie Aruba geeft voorrang aan relationeel geweld en kindermishandeling

ORANJESTAD – Het Openbaar Ministerie gaat prioriteit geven aan de preventie en opsporing van relationeel geweld en kindermishandeling. Het heeft daarom een aanwijzing opgesteld die regels stelt voor de opsporing en vervolging en formuleert de randvoorwaarden voor de invulling van lokale samenwerking tussen politie, OM, de Stichting Reclassering & Jeugdbescherming en partners uit de sociale/zorgsector.

De multidisciplinaire aanpak in de zorg- en strafketen moet relationeel geweld voorkomen en er voor zorgend dat daders niet in herhaling vallen.

Relationeel geweld komt volgens het Openbaar Ministerie op Aruba op grote schaal voor. Het is een sociaal probleem. Herhaaldelijk wordt de samenleving geschokt door gevallen van relationeel geweld met (ernstig) strafbare feiten.

Veiligheid

De justitiële aanpak van relationeel geweld start niet alleen bij de aangifte ervan. In die gevallen waarin het slachtoffer geen aangifte wil doen of de aangifte naderhand intrekt, vindt in beginsel ambtshalve vervolging plaats.

Bij de start van een zaak en tijdens het vervolg ervan wordt steeds afgewogen of voldoende maatregelen zijn getroffen om de directe veiligheid van betrokkenen en anderen te waarborgen.

Wanneer de opsporingsdiensten worden geconfronteerd met relationeel geweld is het van belang dat de hulpverlening aan slachtoffers onmiddellijk in gang wordt gezet. Verplichte begeleiding en opvang van slachtoffers geschiedt door het inschakelen van onder andere Bureau Slachtofferhulp, Fundacion Hende Muher den Dificultad, Departement Sociale Zaken, directie Voogdijraad en Bureau Sostenemi.

Vanwege de kwetsbare positie van minderjarigen dienen politie en OM bij de opsporing en vervolging van relationeel geweld tegens minderjarigen rekening houden met de verschillen in juridische uitgangssituatie ten opzichte van meerderjarigen, zoals bijvoorbeeld de aangifte namens het slachtoffer en niet zelf en de diagnostische (on)mogelijkheden bij medisch onderzoek naar letsel bij minderjarigen.

Slachtoffer en getuige

Het kind neemt volgens de aanwijzing een bijzondere positie in bij relationeel geweld, hetzij als slachtoffer, hetzij als getuige. De politie dient in gevallen waarin onderzoek wordt gedaan naar relationeel geweld en waar kinderen bij
betrokken zijn, dit onmiddellijk te melden aan Bureau Sostenemi en de directie Voogdijraad.

Het kind dat getuige is van relationeel geweld moet in de benadering beschouwd worden als slachtoffer. Minderjarige kinderen die getuige zijn geweest van relationeel geweld moeten zo spoedig mogelijk na het optreden van het geweldsincident worden verwezen naar de voor hen meest
geschikte vorm van hulpverlening, die op een zeer korte termijn ook daadwerkelijk moet starten. Ook is van belang dat het slachtoffer adequaat wordt geïnformeerd over het verloop van de procedure.

Daderhulpverlening

Bij het bestrijden van relationeel geweld moet recidive worden voorkomen. Daarom is het noodzakelijk dat daderhulpverlening in een zo vroeg mogelijk stadium geïntegreerd wordt in de strafrechtelijke aanpak van relationeel geweld. De politie dient daarom de Reclassering onmiddellijk te informeren over gevallen van relationeel geweld.

Zij is de noodzakelijke verbindingsschakel tussen OM en daderhulpverlening. De strafrechtelijke reactie fungeert als ‘stok achter de deur’ voor de dader om deze hulpverlening aan te vangen en te voltooien. Daderhulpverlening moet onder meer gericht zijn op herstel van de ontstane normvervaging bij de dader en het aanleren van methodieken ter voorkoming van recidive.

Samenwerking

Voor het verwezenlijken van een voortvarende aanpak tegen relationeel geweld is nauwe samenwerking tussen het OM, de politie, de Reclassering en de andere partners nodig.

Deze samenwerking vindt onder andere plaats in het Veiligheidshuis en zal nader uitgewerkt worden in schriftelijke werkafspraken en actueel
worden gehouden. Tenminste eenmaal per jaar wordt door de contactfunctionaris van het OM door tussenkomst van de hoofdofficier van Justitie aan de procureur-generaal gerapporteerd over de samenwerking tussen
genoemde diensten.

Opsporing
De politie houdt de verdachte terstond aan indien sprake is van een redelijk vermoeden van schuld en meldt dit aan de piketofficier. In geval van constatering buiten heterdaad wordt de verdachte, indien sprake is van een feit waarvoor voorlopige hechtenis is toegestaan en toestemming is gekregen van de officier van Justitie, zo spoedig mogelijk aangehouden.

Wanneer voor de geconstateerde feiten geen voorlopige hechtenis is toegestaan, wordt de verdachte ontboden op het politiebureau. De politie bekijkt (de omgeving van) de plek waar het relationeel geweld heeft plaatsgevonden als een ‘plaats delict’ en maakt aantekeningen over de situatie.

Proces-verbaal van aangifte
Bij kennisneming van relationeel geweld informeert de politie het slachtoffer over het strafproces en beweegt de politie het slachtoffer zoveel mogelijk tot het doen van aangifte en bij belaging tot het indienen van een klacht. Een slachtoffer van relationeel geweld wordt voor hulpverlening door de politie
onmiddellijk doorverwezen naar Bureau Slachtofferhulp en andere aangewezen instanties, zoals Voogdijraad en Bureau Sostenemi.

Bovendien laat de politie het slachtoffer in de aangifte gemotiveerd aangeven of hij/zij de wens heeft dat een straat- of contactverbod wordt opgelegd aan de verdachte.

Wanneer sprake is van zedenproblematiek is van belang dat tijdig wordt onderkend of er sprake is van samenloop van een zedendelict en relationeel geweld. Het is mogelijk om tegelijkertijd zowel voor een zedendelict als voor relationeel geweld te vervolgen.

Aangifte en vervolging
Uitgangspunt is dat in zaken van relationeel geweld waarvan de politie kennis krijgt, aangifte wordt gedaan door het slachtoffer. Indien een slachtoffer in een later stadium aangeeft de aangifte te willen intrekken, moet door de politie worden uitgelegd dat de dader desalniettemin wordt vervolgd, maar dat
het slachtoffer wel een brief aan de officier van Justitie kan schrijven met de eigen mening over de wenselijkheid van strafvervolging.

Ook wanneer het slachtoffer in een dergelijke brief de aangifte nuanceert of aangeeft niet te willen dat de verdachte wordt gestraft, blijft vervolging het uitgangspunt.

Wanneer het slachtoffer uitdrukkelijk aangeeft geen aangifte te willen doen, wordt zoveel mogelijk bewijs verzameld ten behoeve van een ambtshalve vervolging.

In gevallen waarin het slachtoffer uitdrukkelijk geen aangifte wil doen én er onvoldoende grond bestaat de verdachte ambtshalve te vervolgen, kan de Reclassering een gesprek aangaan met de verdachte en het slachtoffer om beiden te attenderen op hulpverleningsmogelijkheden. Het is gewenst dat de weergave van een dergelijk gesprek geregistreerd wordt ten behoeve van de dossiervorming in relationeel-geweldzaken.

Schorsing voorlopige hechtenis
Indien geen advies van de Reclassering beschikbaar is met een beschrijving van het eventuele hulpverleningsaanbod aan de verdachte, verzet het OM zich tegen schorsing van een voorlopige hechtenis.

Als schorsing van de voorlopige hechtenis geïndiceerd is, bevordert het OM zoveel mogelijk het opleggen van bijzondere voorwaarden, zoals deelname aan daderhulpverlening of reclasseringsbegeleiding en/of een straat- of contactverbod.

Het OM ziet erop toe dat het slachtoffer, de politie en de Reclassering tijdig
van de beslissing van de rechtercommissaris op de hoogte worden gesteld. Na schorsing van de voorlopige hechtenis ziet de officier erop toe dat de zaak binnen zes maanden op zitting wordt aangebracht. Voor zover mogelijk wordt ernaar gestreefd de termijn van zes maanden te beperken tot drie maanden.

Op aanvraag van het OM stelt de Reclassering in het kader van de afhandeling van de strafzaak een reclasseringsadvies op. Daarin wordt op basis van een diagnose een inschatting gemaakt van het recidive-risico, de mogelijkheden voor daderhulpverlening en de noodzaak van bijzondere voorwaarden.

Deels voorwaardelijk
Indien de verdachte reeds is begonnen aan een vorm van daderhulpverlening of bereid is daaraan mee te werken, kan een (deels) voorwaardelijke straf worden geëist met een proeftijd en een bijzondere op zorg gerichte voorwaarde. Tevens kan gevorderd worden dat de verdachte zich houdt aan een straat- of contactverbod.

Wanneer is gebleken dat de verdachte niet in aanmerking komt voor daderhulpverlening, richt het OM zich alleen op de normhandhaving en is het vorderen van een zwaardere taakstraf of van een vrijheidsstraf geïndiceerd.


Deel dit artikel