Herfinanciering coronaleningen moet voor 1 december geregeld zijn om gunstige rente te krijgen
DEN HAAG – Aruba moet voor 1 december overeenstemming bereiken met Nederland over de herrfinanciering van de coronaleningen om te profiteren van een tijdelijk gunstige rentevoet. Dat antwoordt minister voor Koninkrijksrelaties Hugo de Jonge op vragen van de Tweede Kamer.
Eerder was sprake van 1 januari als deadline. De Jonge stelt dat Aruba de nieuwe wet Financieel toezicht voor 1 januari in werking moet hebben, om financieel toezicht na die datum te waarborgen. Opmerkelijk is dat dit keer niet de staatssecretaris van Huffelen over het onderwerp spreekt, maar de minister zelf. Van Huffelen is momenteel op werkbezoek in de Cariben vanwege het eerherstel van Tula op Curaçao.
Volgens De Jonge is een Rijksconsensuswet niets nieuws. Het hoeft wat hem betreft niet het RAFt-voorstel te zijn dat momenteel in de Tweede Kamer ligt. De minister zegt open te staan voor een hybride benadering waarbij financieel toezicht deels wordt geregeld in een rijksconsensuswet en deels in een landsverordening, waarbij ten minste de budgettaire normen en de toezichthouder in de rijkswet moeten worden vastgelegd.
Nederland streeft naar duurzaam financieel toezicht als garantie voor goed bestuur. Maar de afgelopen jaren hebben volgens De Jonge aangetoond dat de landsverordening dit niet heeft bereikt. “Als het vandaag niet nodig was geweest om een protocol te hebben en als het voorstel van de regering van Aruba om de landsverordening aan te passen aan budgetnormen, zonder parlementaire wijzigingen had kunnen worden aangenomen, toont dit opnieuw aan dat het feit dat het parlement de wet eenzijdig heeft gewijzigd, de reden is waarom we niet doorgaan met de landsverordening LAFt maar met een rijkswet RAFt.”
Leden van de Tweede Kamer vroegen zich af waarom de toepassing van de landsverordening niet voldoende was om de financiële situatie te beheersen en het koninkrijk te beschermen tegen het verstrekken van een lening om de huidige schuld te herfinancieren.
De minister bracht dit ter sprake en wees op de gebeurtenissen waarin het Arubaanse overheidsbestuur tekortschoot. Hij verduidelijkte dat er naast de LAFt ook een protocol bestond dat de normen bevatte. Maar in tegenstelling tot de beloften van Nederland had Aruba besloten om deze normen niet in de landsverordening op te nemen en stemde het niet in met het ondertekenen van een rijkswet.
De minister benadrukte opnieuw dat toen de regering een wetsvoorstel naar het parlement stuurde om de normen in de landsverordening op te nemen, het parlement koos voor bekende amendementen die Nederland niet acceptabel vond omdat ze volgens Nederland het toezicht zouden beperken. Vanaf dat moment zat alles vast.
De Jonge legde verder uit dat vanuit het oogpunt van het constitutionele recht het systeem van budgettaire normen dat via een protocol wordt geregeld, gecompliceerd is. Immers, Aruba heeft het recht om de begroting op te stellen, maar maakt geen deel uit van het protocol.
Uiteindelijk worden deze overeenkomsten tussen regeringen en niet tussen parlementen gesloten. “Het lijkt mij niet wenselijk om het budgetrecht te beperken via een protocol. Een Rijksconsensuswet heeft dit nadeel niet, omdat deze wordt vastgesteld door de Staten.”